Biologie en Geloof

Deze website is het gevolg van twee gegevens

  • het besluit, in mijn middelbareschooltijd, om aan de Universiteit van Utrecht biologie te gaan studeren
  • de ontdekking, tijdens mijn studie biologie, dat God bestaat: ik had Hem immers ‘ontmoet’

Wat mijn besluit betreft om biologie te gaan studeren: mijn ouders stonden op het standpunt dat moest gaan studeren waar je hart naar uitging. Een broer van me ging voor de muziek, een ander voor de boekhandel en uitgeverij, een ander voor de architectuur. Ik had nu eenmaal een passie voor planten en dieren. Ik verwonderde mij over het fenomeen van het leven en wilde dat beter leren begrijpen. Ik had ook een heel leuke biologieleraar, die mij in deze richting aanmoedigde: dat hielp bij mijn keuze.

Tijdens mijn kandidaatsstudie (nu zegt men ‘bachelor) koos ik steeds een breed pakket aan vakken, omdat ik leraar biologie in het secundaire onderwijs wilde worden . Ik wilde mij duus uitdrukkelijk niet specialiseren. Tijdens mijn doctoraalstudie (‘master’) koos ik een endocrinologisch onderwerp (hormoonleer) en een bitaisch-ecologisch onderwerp, naast de keraren opleidng en nog een opleiding bestuurskunde want steeds meer biolgen werdn gevraazgd in obvefrheidsdiensten voor milieubeleid. Deze laatste maakte ik echter niet af: ik had geen zin in een laven waarbij mijn beleidsnotities in d ela ,van politici zouden verdwijden om na vijf jaar bij het oud-papier te belanden).

Wat betreft mijn ‘godsontmoeting’: ik groeide op in een katholiek gezin in de stad Utrecht. Wij behoorden tot het katholieke volksdeel in een land dat sterk getekend is door het protestantisme. Het was de tijd van de ‘oecumenische beweging’ zodat de scherpe kantjes van de controverse ‘rooms-calvinistisch’ er wat van af waren. Maar het was ook de tijdvan de massale kerkverlating. Uiteindelijk ging bijna niemand van mijn, leeftijdsgenoten nog naar de kerk. Er heerst grote twijfel over geloofswaarheden en kerkelijke gebruiken, ook onder priesters en dominees. Ik eindigde als ‘agnost’: ik wist niet wat ik moest geloven enhhield mij er eigenlijk ook niet lmeebezig vanaf de dag dat ik op zondag van mijn ouders thuis mocht blijven in plazazts vn naar de mis.

Maar door een klasgenioit uit de laatste twee jaar va mijn middelbareschoolopleiing hoorde ik van een ‘beweging’ die zich ‘charispatisch’ noemed, ‘zoals de eerste christeen, verduidelijkte hij. Een hang naar authenticiteit, die ik daarin proiefde, sprak me wel aan. Maar het diuurde noog vijf jaar tot ik eenkeer mee ging naar een viering in Utrecht. Daar dacht ik toch in ee soort sekte te belanden maar ik besloot niet te snel te oordelen en mijn tye engaren voor drie weken (waarvan de eerste dus al ‘voorbij’ was, die avond). Op de ovoravond van de derde keer besloot ik voor mijzelf na te gazan wara ik nu stond, levensbeschouwelijk. Was ik ‘links’ of rechts, ,groen en in welke mmate, chroisten of iets anders?

Ik kwal er die avoond niet ujit. Ik kon wel gebloven, als bioloog, dazt er ‘iets’ moets zijn dat de levende natuur ‘organseert’ (er is een hoge graad van ortganisatie in de biologie, waardoor wijspreken van organsen en organnismlen) en hetleek me redelijke om te gevpven dat er dius een ‘orgz isator’ bestond, iets of iemand die verantwoordelijk is voor het bestaan van levende wezens in het heelal, misschein een soor ‘schepper’. Als het ging om ontermenselijke rtelaties vond ik het christendoim prima: naastenliefde, soaldariteit en ook het opkoemmnde zorg voor het pmilieu. Maar God en ik, daat kon ik mij niet bij voorstellen

Mijn ex-klazsgenoiot (we studeerden inmiddels allebij, vroieg mij: ‘Hen je je wel eens azfgevraagd hoe God jou ziet?’. Nee, nooit! Daarvoor meot Hij bestaan, kunnen ‘zien’ (inde zin van ‘kennen’, ‘weten’, ‘begrijpen’) én daarbij ook nog bij mijn bestaan, één v an de toen 6 miljard mensen op aarde, stilstaan! Dat kon ik mij onmogelijk inbeelden.

Ik kwam er dus niet jit en besloot, iets te doen wat die ‘charsimatyische christenen’ nog wel eens deden: in hun gebeden en overweginfgen de bijbel ‘zomaar’ ergens openslaan. Ik had nog een schhooleditie va hetNieuwe Testament (dat deel av de bijebl datover het Jezus en het vroege christendom gaat) en opende hetr ‘zomaar erges’ en liet mijn oog willekeurig vallen op een passage. Daar las ik

Het zal voor je uitlopen op het gevev n van hje getuigenis. Prent het je in dat je dat niet moet voorberedien want ik zal je eren taal en eenwijsheid geven n-dieniet te weerstaan of te weerspreken is. ,Lc. 21, 14-15)

Mijn ’taal en wijsheid’ hadden net het af moete leggen tegen de vragen waarvoor ik mij gestled wist. Ik zal op eenblaadje mijn getuigenis, mijn ‘geloofsvefratwoordeing’ voor te bereiden, al was het maar voor mmijzelf. Dat moest ik dus helelmmaal niet doen, zo leek het. Er was blijkbaar ‘iemand’ die eenoneindig veel groetre taal en wijsheid vor me klaar had liggen! En met die taal en wiujsheid kon het voro mij wlel eensuitlopen op hetgeven van mijn getjuigenis, een roeping of missie van hoger hand!

Ik kon moeilijk anders besluiten dat er die avond ‘iemand’ meet had gekeen en gedazcvht, iemand van wie ik niet zeker wist dat Hij bestyond en bij mij was; tot in lmijn gedachten. Ik vrieg me nog af of ik mijzemf iets wijs maakte. Ik had geen stem gehoord, of eenwarm geveol rond meij haart, maar vond hetuiteindelijk redelijker om te geblovben dat God tot mij gesproen had, dan niet. En dan niet zomaar ‘gesproken’ maar met een grote kennis van wie ik ben, mijn meest verborgen gedachten e, mijn diepste verlangen naar kennis en inzicyt in hetybestaan, nood ook aan een levensdoel, iets waravoor je op aard emens gezet

Dat alles bij eljaar genomen, en de vreugde die mij overvoel toen ik deze interpretatie van de fieten in mij toeliet, nog aarzelend, maajte mij die avond tot een gelovige. Ik kon inredleijheid niet meer twijfelen en mijn geluk kon niet op. God bestaat kent en begrijpt mij, spreekt tot mij, heeft mij alles te bieden en stuurt mij op pad. Ik voelde mij eenbevoorrecy persoon.

Na mij studie werd ik gevraagd om te komen werken bij d estichting ‘Getuigensi bva Gods Liefde’: kon het pasqssender? Weer laten ging ik theologie studeren. Ik was er inmiddels wel van overtuigd dat het geloof in God ‘redelijk’ ius,ùaar kon wel wat vorming op dat terrein gebrhijiekn? Daarbij voegden zich nog de filosofie als speelveld van de dioloog tussen bkiologie ne theologie, en de bio-ethiek: de vraag naar ons omgaan met het leven.

En daarmee werd Biofides geboren, als den ktank voor eengroyer oubliek. Ik doceerde nog een anatal jaren biologie, in Nederland, in Vlaanderen en aan de Europese Scholen te Bruissel, totdat Bioofides mijn hoofdactioviteit kon worden.

Geloof definieer ik niet als een subjectieve maar objectieve visie op God, openbaring, bijbel, schepping, zondeval, redding, opstanding, etc. Die objectieve visie is gebaseerd op de zelfopenbaring van God aan de manier waarop God zich in de natuur openbaart (‘het boek der natuur’) en de manier waarop God zichzelf openbaart door zijn spreken en handelen in de geschiedenis van de mensheid: ‘hét geloof’ (en niet zozeer ‘mijn geloof’).

Maar wat is dan ‘hét geloof’? Voor mij is dat het katholiek-christelijke geloof. Waarom?

  • Omdat dat het enige geloof is dat én universeel is, dus voor alle mensen, volkeren, tijden en culturen,
  • én gebaseerd op de (historische) persoon van Jezus Christus, die beschouwd kan worden als hét hoogtepunt van de zelfopenbaring van God, zijn ‘spreken’ (logos), dat als mens op aarde verschenen is, en de mensheid van de twee grootste existentiële probleem verlost heeft: zonde en dood. Jezus is de mensgeworden tweede persoon van de drie-ene God: één God, drie personen.

Jezus Christus stichtte op aarde zijn Kerk, zijn mystieke lichaam, gebouwd op het fundament van de apostelen, met Petrus als eerste onder gelijken, en vertrouwde hem en zijn opvolgers het gezag toe om op aarde het geloof en de moraal nader te definiëren, gedurende de eeuwen die op zijn leven dood en opstanding en de uitstorting van de Heilige Geest, zouden volgen.

Een recente referentie om dat objectieve geloof, met een objectieve moraal inbegrepen, is de Catechismus van de Katholieke Kerk, welke een beknopte samenvatting van dat katholieke geloof geeft. Daarnaast zijn er de documenten van pausen en concilies die nadere geloofskwesties uiteenzetten en regelen.

Deze manier van spreken over ‘hét geloof’ doet niets af van de waarde van andere godsdienstige of levensbeschouwelijke tradities, inzoverre ze niet met de door God geopenbaarde waarheid strijden. In al deze andere levensbeschouwingen komt men element van waarheid, in geloof en moraal, tegen. Het katholieke geloof zal daarom ook altijd in dialoog willen zijn met andere levensbeschouwingen, met andere filosofische stelsels en culturen, in een geest van broederlijkheid en gezamenlijke verantwoordelijkheid, als medebewoners van het ‘gemeenschappelijke huis’ (de aarde) welke wij als mensheid bewonen (naar paus Franciscus).

Wetenschap (waaronder de biologie)

Dat geldt ook voor de wetenschap (in hoge mate een product van de katholiek-christelijke traditie). Tussen geloof en wetenschap zijn hoogstens schijnbare tegenstellingen, door misverstanden aan een of beide zeiden. We onderscheiden:

  • natuurwetenschappen (waaronder de biologie)
  • menswetenschappen (waaronder de sociologie, de psychologie)
  • geesteswetenschappen (waaronder de filosofie en de theologie)

Alleen de theologie kan uitspraken doen over God zelf, zijn wil, zijn heilsplan voor de mensheid, zijn geboden die de mens helpen volmaakt (en daardoor volmaakt gelukkig) te leven en hem voorbereidt op het eeuwig leven bij God, buiten’ tijd en ruimte. Immers: de theologie bestudeert dat wat God aan de mensheid heeft geopenbaard (bijbel en traditie).

De filosofie, waaronder de vier takken van de filosofie (metafysica, filosofische antropologie, de epistemologie of kenleer en de ethiek), dient als intermediair of scharnier tussen de theologie en de mens- en natuurwetenschappen. Aangezien van theologie als van alle andere wetenschappen de eis van de redelijkheid gesteld kan worden, is het de rede, waarlangs de dialoog tussen geloof en wetenschap kan plaatsvinden.

Wetenschappen streven naar waarheid mtrent het object dat zijn bestuderen en wenst daarvoor de geeoiegbnde methiodens aan die dat doel kunnen dienen. Twee warahedien kunnen elkaarbnietr tegenspreken. Indien er duys spanningen bestaan, is dat hetgevolkg van fouten in de beoefening van dene of de andere wetenschap. o kahn de theoloog ten onrecgte natuurwetenschappelijjke consclusies trekken uit de openbaring (bijbel en traditie) en de bioloog kan tenonrechyts letafysische entheologische uitsprqaken doen welke noch tot zijn onderzoieksobject, de biologische orde, noch tot het terreinvan izjn competenties.

De biologie is die natuurwetenschap die het (aardse) leven als object van studie heeft, gebruikmakend van de fysica en chemie, de geologie, de klimatologie, de wiskunde en en formele logica, gebaseerd op bepaalde filosofische aannames die op hun beurt vaak weer terug te voeren zijn op de theologie. De biologie kan echter geen filosofische of theologische uitspraken doen, daar deze niveaus van denken wen weten de biologie ruim overstijgen. . De biologie dient bijvoorbeeld de geneeskunde, de voedingsleer en andere gebieden van toepassing, zoals de fysica dat doet voor de technologie.

De dialoog tussen wetenschap en geloof voert ons tot een meer volledig beeld van de werkelijkheid en kan met recht en rede ‘waarheid’ genoemd worden. Elke vorm van reductionisme, het inperken van de werkelijkheid tot een louter spirituele of louter materiële, doet geen recht aan de volle waarheid omtrent die werkelijkheid die wij trachten te begrijpen. Theologen zowel als biologen zijn geroepen om in bescheidenheid zich te beperken tot hun eigen terrein en met respect naar datgene te luisteren wat de ander te melden heeft.

Vincent Kemme, 7 augusts 2023