Is Jezus werkelijk uit de dood opgestaan?

Aantekeningen bij onze uitzending van Eerste Paasdag, zondag 9 april 2023, 17 uur, over de opstanding van Jezus, bij Radio Vechtdal FM in Noord-Nederland. De behandeling van dit thema ontlenen we aan de Amerikaanse filosoof Peter Kreeft (Boston College). Zie de link naar zijn website onderaan dit bericht . Zodra de opnamen voor deze uitzending beschikbaar zijn worden deze aan dit bericht toegevoegd.

Op basis van universeel geloofde en goed gedocumenteerde gebeurtenissen in de oude geschiedenis (vgl. Julius Caesar):

  • het bestaan van de teksten van het Nieuwe Testament zoals we die hebben
  • het bestaan (maar niet noodzakelijkerwijs de waarheid) van de christelijke religie

ongeacht of je in die teksten en die religie gelooft. 

Dus zonder à priori’s

  • van je geloof in God en wonderen
  • van je ongeloof in God en wonderen.

Welke theorie over wat er werkelijk gebeurde in Jeruzalem op die eerste Paaszondag kan de gegevens verklaren?

Vijf mogelijkheden in toenemende complexiteit én populariteit

  1. Jezus stierf NIET echt maar was na de marteling en kruisiging in zwijm;
  2. Hij stierf en stond NIET op  uit de dood: de leerlingen verzonnen de verrijzenis;
  3. Hij stierf en stond NIET op  uit de dood: de leerlingen hallucineerden;
  4. Hij stierf en stond NIET op  uit de dood: de evangeliën zijn gecreëerde mythen:
    niet letterlijk te nemen;
  5. Jezus Christus stierf en stond WEL op  uit de dood: de evangeliën zijn waar.

Alle vijf theorieën zijn logisch mogelijk, wat niet hetzelfde is als natuur-wetenschappelijk mogelijk. 

Enkele historisch niet-serieuze ideeën 

  • dat Jezus in werkelijkheid een marsmannetje was dat in een vliegende schotel kwam. 
  • dat hij zelfs nooit heeft bestaan; dat het hele verhaal ’s werelds grootste fantasieroman is, geschreven door een eenvoudige visser; 
  • dat hij een literaire figuur was die door iedereen in de geschiedenis voor een echt persoon werd aangezien, inclusief alle christenen en hun vijanden, totdat een geleerde vele eeuwen later de echte primeur kreeg uit niet nader genoemde bronnen.

Als we alle andere serieuze theorieën kunnen weerleggen (1-4), hebben we de waarheid van de opstanding ‘bewezen’ (1). 

Uit gegevens die direct waarneembaar zijn (dus niet de verrijzenis zelf) kunnen we beargumenteren dat de enige mogelijke adequate verklaring van deze gegevens de christelijke is.

1. Hij stierf NIET echt maar was na de marteling en kruisiging in zwijm;

  • een kruisiging overleef je niet
  • ze braken Jezus’ benen niet omdat hij al dood was
  • de lansstoot doorboorde hartzakje en hartkamer: dat overleef je niet
  • het lichaam werd in windsels begraven
  • de verschijningen waren voor de leerlingen overtuigend, wat een zwijmende Jezus tegenspreekt
  • een zwijmende halfdode man overmeestert de Romeinse soldaten niet
  • een zwijmende halfdode man rolt de steen niet weg
  • het verhaal dat de Romeinse soldaten in slaap waren gevallen is onwaarschijnlijk: daar stond de doodstraf op. En ze zouden wakker geworden zijn van het wegrollen van de steen door de leerlingen (de leerlingen zouden de verrijzenis hebben verzonnen: zie verderop)
  • waar zou Jezus met zijn halfdode lichaam naar toe zijn gegaan? Totaal verdwenen? Geen enkele bron spreekt daarover.
  • de leerlingen getuigden van Jesus’ dood en verrijzenis: misschien verzonnen ze het (2) of hallucineerden ze (3) of er ontstond een mythe (4).   

2. Hij stierf en stond NIET op  uit de dood: de leerlingen verzonnen de verrijzenis;

  • dat zou een aanval zijn geweest op alle machthebbers (Joden en Romeinen)
  • er hoefde maar één leerling ‘door te slaan’ en ze waren er allemaal aan
  • nooit in de geschiedenis heeft iemand bekend, vrijwillig of onder druk, omkoping of zelfs marteling, dat het hele verhaal van de opstanding een leugen was.
  • als zij het verhaal verzonnen hebben, waren zij de meest creatieve, slimme, intelligente fantasten in de geschiedenis, die Shakespeare, of Dante of Tolkien ver overtroffen.
  • de leerlingen die we kennen uit de evangeliën waren eenvoudige, eerlijke, gewone mensen, vissers, geen sluwe, samenzwerende leugenaars, geen advocaten, bereid te sterven voor hun geloof in de verrijzenis.
  • de verandering in hun leven van angst naar geloof getuigt van een krachtige oorzaak ervan
  • kan een leugen zo’n verandering, zo’n heiligheid, veroorzaken? 
  • is het geen wonder dat de geesten van sterfelijke mensen met deze dingen instemmen, en de bekering van de wereld tot het christelijk geloof teweeg brengt? 
  • er is ook geen motief om te liegen: het levert slechts ‘nadeel’ op: vervolging, marteling, voor de leeuwen geworpen worden, dood. 
  • als de opstanding een leugen was, zouden de Joden het lijk hebben getoond en dit gevreesde bijgeloof in de kiem hebben gesmoord.
  • hoe konden de leerlingen, gewone mannen, de Romeinse soldaten overwinnen en het lijk weghalen?  
  • de leerlingen hadden nooit de opstanding kunnen verkondigen (en geloofd kunnen worden) onder de toenmalige omstandigheden (Joodse leiders, Romeinen) als die niet had plaatsgevonden. 
  • Dergelijke intriges komen onvermijdelijk aan het licht. 
  • deze theorie overtreedt alle bekende historische en psychologische wetten van het liegen. 

3. Hij stierf en stond NIET op  uit de dood: de leerlingen hallucineerden;

  • Er waren te veel gelijkluidende getuigenissen, meer dan vijfhonderd mensen, sommigen nog in leven op het moment dat men dit opschrijft (verificatie). Hallucinaties zijn privé, individueel, subjectief, verschillend. De getuigen waren eenvoudige, eerlijke, morele mensen die de feiten uit de eerste hand kenden.
  • Hallucinaties duren meestal een paar seconden of minuten; zelden uren. Deze ‘hallucinatie’ bleef veertig dagen  duren.
  • Hallucinaties komen meestal maar één keer voor, behalve bij krankzinnigen. Deze kwam vele malen terug, bij gewone mensen.
  • Hallucinaties komen van binnenuit, van wat we al weten, althans onbewust. Deze zei en deed verrassende en onverwachte dingen (Handelingen 1:4,9) – als een echt persoon en anders dan in een droom.
  • de discipelen hadden dit niet verwacht, ze geloofden het aanvankelijk zelfs niet. Zij dachten dat Hij een geest was; Hij moest iets eten om te bewijzen dat Hij dat niet was (Lc 24,36-43).
  • Hallucinaties eten niet. De herrezen Christus deed dat wel, bij minstens twee gelegenheden.
  • De discipelen raakten Hem aan.
  • Zij spraken ook met Hem, en Hij sprak terug. Diepgaande, langdurige gesprekken, met minstens elf mensen tegelijk, veertig dagen lang.
  • als het een hallucinatie was, waar was het lijk dan? Ze zouden er naar hebben gezocht; als het er was, zouden ze niet hebben kunnen geloven.
  • de Joden zouden de verkondiging hebben tegengehouden door het lichaam te tonen (tenzij de discipelen het hadden gestolen: de samenzweringstheorie en al haar moeilijkheden).
  • een hallucinatie zou alleen de verschijningen verklaren, niet het lege graf, de weggerolde steen, of het onvermogen om het lijk te vinden. 

4. Hij stierf en stond NIET op  uit de dood: de evangeliën zijn gecreëerde  mythen:
niet letterlijk te nemen;

  • De stijl van de Evangeliën verschilt radicaal en duidelijk van de stijl van alle mythen: geen overdreven, spectaculaire, kinderlijk overdreven gebeurtenissen. 
  • Mythen zijn breedsprakig; de evangeliën zijn eerder beknopt.
  • Mythen overschrijden de grenzen van het feit, dwalen we af naar sprookjesland; de evangeliën niet. 
  • Er zijn ook duidelijke tekenen van beschrijving door een ooggetuige (Jezus schrijft in het zand)
  • Er was niet genoeg tijd voor de ontwikkeling van de mythe: dat duurt generaties (Boeddha, Lao-tzu en Mohammed). 
  • Niemand betwist dat de brieven van Paulus zijn geschreven tijdens het leven van ooggetuigen van Christus: niet eens één generatie. 
  • Lucas is geschreven voor de dood van Paulus en moet dus een vroege datum hebben, wat voor zijn authenticiteit spreekt
  • Als deze brieven van Paulus geen mythe zijn, dan zijn de Evangeliën dat ook niet, want Paulus bevestigt alle belangrijke beweringen van de Evangeliën.
  • de evangeliën hebben kennis van Jeruzalem vóór de verwoesting in 70 na Christus.
  • legendarische fictie houdt niet van de heldere tegenwoordige tijd, maar geeft de voorkeur aan de mysterieuze duisternis van de grijze oudheid… haar moedigste en meest zeldzame en wonderbaarlijke creaties te verplaatsen naar een zeer ver en onbekend land
  • nooit is er een grote mythe of legende rond een historische figuur ontstaan die binnen dertig jaar na zijn dood algemeen werd geloofd.
  • er is geen enkel echt bewijs voor het bestaan van een eerste laag (de historische Jezus) en daarna een  tweede, gemythologiseerde laag: zijnde de evangeliën zoals wij die hebben, met een Jezus die beweerde goddelijk te zijn, wonderen verrichtte en opstond uit de dood. Die eerste laag bestaat niet. 
  • het zijn geen vervalsingen want nooit zijn er onvervalste manuscripten aangetoond. 
  • het verhaal in de evangeliën is hetzelfde verhaal dat de eerste christenen in het begin tot hun beschikking hadden (eerste auteurs na het NT). De opstanding van Jezus was altijd onderdeel van dat verhaal.
  • de eerste getuigen van de opstanding waren vrouwen wier getuigenis als waardeloos werd beschouwd.
  • Het Nieuwe Testament (2 Petrus 1:16) onderscheidt mythe en feiten, en wijst specifiek de mythische interpretatie af. Dat zou het een opzettelijke leugen zijn (zie boven), of de waarheid (zie 5). 

5. Hij stierf en stond WEL op  uit de dood: de evangeliën zijn waar.

  • alle andere theorieën slagen er niet in om de historische gegevens in het NT te verklaren
  • geschiedenis is een voldoende exacte wetenschap om zekere uitspraken te kunnen doen
  • papieren documenten zijn voldoende betrouwbaar voor het meeste waarin wij geloven. Waarom dan de opstanding niet?
  • de opstanding is wellicht natuurwetenschappelijk, biologisch niet mogelijk, maar dat geldt alleen BINNEN het kader van de natuurlijke orde. God staat ‘daarbuiten’, is er de schepper van en soeverein in zijn besluit om zich wel of niet langs de weg van de natuurwetten te manifesteren. Wonderen zijn dus niet irrationeel of ten gronde onmogelijk, want God ‘is’. 
  • een letterlijke interpretatie van de evangeliën gaat niet voorbij aan hun geestelijke, allegorische, morele en spirituele betekenis. Het één sluit het ander niet uit. 
  • Het christendom heeft aandacht voor geest én lichaam, geestelijke en lichamelijke opstanding uit de dood.   

Het is dus rationeel en historisch redelijk om wél in de opstanding te geloven.
V. Kemme – Biofides.org

Bron: Peter Kreeft – Evidence for the Resurrection of Christ

Dit bericht is geplaatst in Blog, Geloof en Rede, Radio Vechtdal, Wetenschap & Geloof. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.